geplaatst door Nathalie Hoogeveen op 24 juli 2022 om 20:51
Hallo!
Het duurde even, maar hier is weer een update. In mijn laatste stukje (hier te lezen) schreef ik over Montenegro, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik toen al hopeloos achter de feiten aan liep. Als je mij op Instagram of Strava volgt, dan zou je kunnen weten dat we al in (spoiler!) Noorwegen zijn.
In bijna drie maanden hebben we meer dan 5.000 kilometer door twaalf verschillende landen gefietst en 60.000 hoogtemeters overbrugd. Met de verhalen achter die droge cijfertjes heb ik voorlopig genoeg stof voor een heleboel verhalen. Zo veel dat ik niet weet waar ik moet beginnen – ook een van de redenen dat deze update lang op zich liet wachten.
De afgelopen dagen hebben we even een fietspauze ingelast, omdat we allebei voelden dat het nodig was. We hebben onze tent opgezet op een Noorse camping en doen nu al vijf dagen helemaal niks, behalve uitslapen en eten.
Het is ook een mooi moment om even terug te kijken op de afgelopen maanden, vind ik. We hebben al zoveel geweldige ervaringen, kilometers en mooie ontmoetingen achter de rug. En er waren ook zoveel keuzes om te maken, ‘problemen’ en verrassingen waarbij we moesten improviseren. Het is allemaal wat ik wilde en waar ik van droomde, maar het is niet niks. Misschien heb ik wel een beetje onderschat hoeveel energie zo’n reis kost. Zeker nu we ook te maken hebben met flinke kou en regen in Noorwegen – maar daarover later meer.
In Albanië vertelde een jonge moeder dat ze ons vanuit de auto had zien fietsen. ‘Look at their body’s, so strong!’, had ze vol ontzag tegen haar vriend geroepen. Inmiddels is die tekst een terugkerend grapje tussen ons op de fiets geworden. En heel vaak voel ik me ook sterk. Het gewicht van de bagage (zo’n 25 kilo) voel ik dan niet meer en ik kan urenlang peddelen zonder moe te worden. Regelmatig heb ik nog energie om er een sprintje naar de bergtop uit te persen en mijn wiel vlak voor dat van Anton te duwen. Op die momenten geniet ik volop. Ik ben fit, vrij en blij. Wat wil je nog meer?
Er zijn ook al veel momenten geweest waarop ik weer extra besefte hoe enorm fijn het is om een gezond lijf te hebben. Voordat ik aan deze reis begon, heb ik jarenlang gesukkeld met heup- en bilklachten, waardoor ik minder kracht had in mijn linkerbeen. Na veel fysio-bezoekjes kwam ik terecht bij manueel therapeut Puck, die mij enorm goed heeft geholpen. Toch komen de klachten af en toe nog terug, maar ik weet inmiddels precies wat ik moet doen om die de kop in te drukken: rekken en mijn onderrug soepel houden.
In Kroatië kwam het lichamelijke ongemak uit een onverwachte hoek. Aan het einde van een lange rit reden we over een smal paadje, pal langs de zee. Het was bloedheet en het water glinsterde aanlokkelijk. Je begrijpt het al: we gooiden onze fietskleding op de rotsen en gingen het water in. Het genot duurde nog geen minuut. ‘Au! Volgens mij ben ik op iets gaan staan’, riep ik naar Anton. Snel hinkelde ik terug naar de kant. Ik schrok me rot toen ik mijn voet uit het water haalde; er staken allemaal dikke, zwarte naalden uit mijn hiel. Ik was op een zee-egel gaan staan, bleek na een paar seconden googelen.
In lichte paniek probeerde ik de naalden uit mijn voet te trekken, maar dat was geen succes. De naaldjes bleken broos en braken meteen af, zodat ik een stuk of twintig zwarte puntjes in mijn hiel overhield. Ik zag mezelf al zitten op de eerste hulp, waar ze met een mesje mijn voet leeg zouden moeten schrapen. Hoeveel dagen kan ik dan niet fietsen?, vroeg ik me af.
Eerst maar eens terug naar de bewoonde wereld, bedachten we. Een paar kilometer verderop zat een camping. De Kroatische eigenaar wierp een blik op mijn stekelige voet en reageerde tot onze verbazing nogal luchtig. ‘Hier hoef je niet voor naar het ziekenhuis, hoor. Even pipi machen, je voet erin leggen en dan komt het wel goed’, zei de man. Even later kwam hij terug met een opengeknipte fles waarin ik een urinebadje zou kunnen maken. Ondertussen had ik Anton ook al naar de supermarkt gestuurd om een fles azijn te halen. Volgens het internet zou dat ook helpen om de stekels eruit te weken.
Om de volgende dag de hele dag met een plastic fles met azijn voor de tent te gaan zitten, leek me wat zuur. Dus ik trok een sandaal aan en wikkelde mijn voet in een verbandje, dat ik tijdens onze rit dan kon onderdompelen in azijn. Dat ging eigenlijk best prima! Na een paar dagen had ik geen last meer van de stekels en inmiddels zijn ze er allemaal uitgegroeid. Een duik in de zee neem ik sindsdien niet meer zo onbezorgd, helaas.
Kroatië was niet ons favoriete land om doorheen te fietsen. Dat kan ook komen door de route die we kozen; langs de kust.
Het uitzicht was vaak wel mooi, maar de weg was erg druk. Na een paar dagen kozen we ervoor om de drukte te ontvluchten door te gaan eilandhoppen. Via de eilanden Pag, Rab en Krk reden we richting Slovenië. Vlak bij de Kroatische grens gingen we nog langs bij de Nederlandse Harrie, die bezig is om een ecologische camping op te starten. We kregen een rondleiding en mochten onze tent gratis opzetten op zijn terrein, want een toiletgebouw en stromend water had hij nog niet.
Praktisch waren we dus weer aan het wildkamperen, iets wat we in Kroatië maar weinig hebben kunnen doen. Naast dat het eigenlijk niet toegestaan is, was het lastig om een geschikte plaats te vinden omdat we door flink toeristische gebieden reden. Afgezien van een verlaten strandje op Rab en een prachtig plekje bij een kerkje op een heuvel, waren we aangewezen op campings. Ook prima, maar na een paar dagen gaan we de vrijheid en rust van het wildkamperen inmiddels missen.
Na een onrustige nacht, waarin we in ons ondergoed de tent hebben verplaatst omdat het zo hard regende en onweerde, namen we afscheid van de enthousiaste Harrie en reden we de grens over naar Slovenië. Naar dit land hadden we erg uitgekeken en dat bleek terecht. Vanaf de eerste dag voelde het alsof we in een fietsparadijs waren beland. Opeens waren er overal fietspaden en stations langs de weg waar je je banden kon oppompen.
Toen we op dag twee in een klein dorpje stopten om mijn band te plakken, kwam er een man naar buiten die ons iets in het Sloveens vroeg.
Helaas begrepen we er niks van, dus hij ging weer naar binnen. Even later kwam hij terug met een flesje likeur. ‘Srecno’, stond er op het zelfgeprinte etiket. Dat betekent iets als ‘veel geluk’, kwamen we later achter.
Geluk hadden we diezelfde avond ook toen we een slaapplaats zochten. We reden al een tijdje door een gebied dat bekend staat om de beren die er leven. Wildkamperen in het bos vonden we daarom niet zo’n handig idee, dus we zochten weer een huis met een stukje gras voor ons tentje.
In het dorpje Rakitna belden we aan bij een huis met een keurige tuin. De vrouw die opendeed zat niet echt op ons te wachten en verwees ons snel door naar de overbuurvrouw, die buiten een kastje stond te schuren. Alenka, zo heette ze, bood ons een plek in hun tuin aan. Al snel kregen we een upgrade naar de schuur en toen naar de binnentuin van haar vaders huis, waar we de tent opzetten.
We mochten douchen, kregen koffie, raki en chili con carne als avondeten. ‘Jullie hebben niet gebeld van te voren, dus het brood is op’, grapte ze steeds.
Alenka bleek een van de hartelijkste en grappigste mensen die we deze reis hebben ontmoet. ‘s Avonds, toen ze voor ons haar gin en tonic-collectie uit de kast haalde, bleek dat ze net als ik voor de nationale radio werkt. En dat ze net als ik een paar jaar geleden een burn-out heeft gehad.
De volgende ochtend, na een heerlijk ontbijt met gebakken eieren, gaven we elkaar een knuffel. Het was een bijzondere ontmoeting.
Vol goede energie begonnen we aan een route van de geweldige website bikepacking.com. Die site staat vol met offroad bikepacking routes die je over prachtige maar soms ook onmogelijke paadjes sturen. Zo ook de route die wij deels volgden, de Bikepacking Slovenia West Loop. Het was hard werken, op steile grindklimmetjes en afdalingen die voor wandelaars al een flinke uitdaging zijn. Maar het is het altijd waard: de uitzichten waren prachtig.
Andere hoogtepunten in Slovenië waren de Vrsic-pass (een schitterende maar loeizware klim) en de route langs de Soça-rivier, waar we een paar keer in het bizar blauwe en ijskoude water sprongen.
Later, als ik terug ben en wat meer rust en een laptop heb, zal ik nog eens een blog op schrijven over Slovenië. Het land heeft mijn hart in ieder geval veroverd.
Het volgende land op de route was Oostenrijk, maar we konden het niet laten om even door Italië te rijden voor een espresso en een pizza. In de supermarkt in Tarvisio vonden we ook eindelijk weer brandstof voor onze alcoholbrander. Dat spul konden we in de Balkan niet vinden, waardoor we al weken op van die handsanitizer die sinds corona vaak gebruikt wordt, kookten. Ook kochten we van die verse tortellini met ham voor het avondeten.
En daar ging het waarschijnlijk mis. In Oostenrijk, waar we de tent in de tuin van Mario mochten opzetten, werd ik weer herinnerd aan het dunne lijntje tussen blakende gezondheid en lichamelijke ellende. Middenin de nacht werd ik namelijk enorm misselijk wakker. Even hoopte ik dat het wel weg zou trekken, maar een paar minuten later stond ik mijn avondeten in de struiken van die vriendelijke Mario te spugen (of zijn dit te veel details?). Ik was zó enorm misselijk en alles moest eruit, blijkbaar.
Anton had op dat moment nog nergens last van, maar ook hij werd niet gespaard. Toen we de volgende ochtend uit beleefdheid nog een kopje thee met Mario dronken, zag ik Anton opeens naar de bosjes rennen. We wilden zo snel mogelijk weg uit de tuin, dus ondanks de malaise besloten we om alles in te pakken en te gaan fietsen. Als twee dode vogeltjes zaten we op de fiets, terwijl we door tientallen e-bikers werden ingehaald.
Na de verschrikkelijkste twintig kilometer van deze reis kwamen we aan bij een camping. Tussen de vele wc-bezoekjes door zetten we met moeite de tent op, hopend dat we snel onze ‘strong body’s’ weer terug zouden krijgen. Een ding is zeker: we koken nooit meer tortellini.
hongerklop.cc . Alle rechten voorbehouden.