In mijn vorige blog (hier terug te lezen) vertelde ik over het begin van onze fietstocht door Zuidoost-Azië. Na bijna een maand in Thailand staken we de grens over naar Laos en vervolgens fietsten we door naar Vietnam. Het werd een onvergetelijke (en soms levensgevaarlijke) ervaring. Waarom? Dat lees je in deze elfde editie.
Dit verhaal schreef ik grotendeels terwijl ik bij een temperatuur van rond het vriespunt aan het wildkamperen was in Frankrijk. We hebben de terugreis vanuit Azië zo lang mogelijk gerekt, maar zijn inmiddels terug in Nederland. De hoogste tijd om jullie bij te praten, dus!
Onze eerste echte rit in Laos, op de eerste dag van 2023, is meteen een heftige. Niet vanwege de vele kilometers (140), want het fietsen gaat best soepel. Maar we hebben allebei wel een lichte cultuurshock. We fietsen door een heleboel kleine dorpjes waar ik me een kruising tussen een alien en de (wijlen) koningin van Engeland voel. Overal worden we nagekeken door de mensen die voor hun hutjes zitten, overal stuiven kinderen de straat op als ze ons zien om heel enthousiast naar ons te zwaaien en ‘hello!!!’ of ‘bye!!!’ te roepen.
De eerste paar keer is dit nog leuk, aandoenlijk, schattig, maar na zeker driehonderd keer vriendelijk teruggezwaaid te hebben wordt het wel een beetje vermoeiend.
Aan de andere kant denk ik: teruglachen en -zwaaien is wel het minste wat ik kan doen voor deze mensen, die met heel weinig moeten leven. De huisjes die we passeren zijn van hout en stro. We zien mensen die in hun blootje langs de weg douchen, bij het enige waterpunt in de omgeving. En er lopen overal kippen en honden over de weg. Na een paar dagen kijken we nauwelijks nog gek op als er een koe door het restaurant loopt.
Al deze indrukken zorgen voor een dubbel gevoel terwijl we met onze mooie fietsen en gevulde portemonnee door de stoffige dorpjes rijden. We hebben in ieder geval veel om over na te denken en om dankbaar voor te zijn op die eerste dag van het jaar.
Al snel beseffen we dat Thailand in ontwikkeling mijlenver voorloopt op Laos. Het contrast tussen de buurlanden is enorm, qua economie, infrastructuur, communicatie, toerisme, bestrijding van corruptie, enzovoort. Het is verdrietig en pijnlijk om van zo dichtbij te zien, maar het levert ook bijzondere momenten op omdat de mensen in Laos duidelijk minder gewend zijn aan toeristen. Dat merken we bijvoorbeeld in het mooie bergdorp Nong Kiau.
We zijn net uitgecheckt bij ons guesthouse als er uit een zijstraatje twee kleine jochies op de fiets op ons af stuiven. Enthousiast beginnen ze met ons mee te fietsen en ons in te halen, waarna ze ons apetrots aankijken. Na een paar minuten racen haken ze af, ons nog blij uitzwaaiend. Dit soort interacties, waarvan we er in Laos veel hebben met kinderen, maken het fietsen hier extra bijzonder.
Dit beeld zal nog heel lang op mijn netvlies blijven staan, dat weet ik zeker.
Een paar dagen later steken we de grens met Vietnam over. Dat gaat trouwens gepaard met een heleboel stress omdat Anton een foutje had gemaakt bij het invullen van zijn elektronische visum (hij is nu op papier een vrouw in plaats van een man), maar dat is een lang verhaal. Uiteindelijk komt alles goed.
Ik heb ontzettend veel zin om door Vietnam te fietsen. Sinds de middelbare school ben ik al gefascineerd door het land. Mijn eerste solo-reis met rugzak maakte ik ook door Vietnam, van noord naar zuid met de trein. Ik ben erg benieuwd hoe het land er vanaf de fiets uitziet en kan niet wachten om samen met Anton door Hanoi, mijn favoriete stad destijds, te struinen.
In de weken voordat we de Vietnamese grens over gingen las ik het boek De bergen zingen van Phan Que Mai Nguyen. Het bleek de beste, meest hartverscheurende roman die ik ooit over een land en haar bevolking heb gelezen. Het gaat over de gruwelijke geschiedenis van Vietnam en hoe een familie (vier generaties) daardoor gevormd wordt. Elke keer als ik me verbaasde over hoe luidruchtig of onaardig de Vietnamezen waren, dacht ik aan dit boek en dan vond ik dat opeens niet meer zo vreemd.
Klik hier om het boek te bestellen en voor nog meer boekentips waarmee je ons tegelijkertijd kunt steunen!
We rijden een route van Dien Bien Phu naar Hanoi. Daarna willen we zo ver mogelijk over de Ho Chi Minh-route naar het zuiden fietsen, om na ongeveer een maand weer af te steken naar Laos.
Maar na binnen een paar dagen weten we al dat we na Hanoi zo snel mogelijk het land weer uit willen. Wat een gekkenhuis! Van alle landen waar we tot nu toe doorheen zijn gefietst, is Vietnam veruit het meest fietsonvriendelijk. Het is er namelijk compleet normaal om als automobilist of scooterrijder de claxon heel lang ingedrukt te houden als je iemand inhaalt.
Daarbij is het op de meeste wegen enorm druk, waardoor we dus elke rit zo’n vijf uur lang elke twintig seconden in onze nek getoeterd worden. Hoewel het natuurlijk fijn is om te weten dat ze ons gezien hebben, is het vooral enorm irritant en vermoeiend.
Afgezien van de drukte is er natuurlijk ook genoeg moois te zien en beleven in Vietnam. De omgeving is vaak indrukwekkend, het mooiste in Azië tot nu toe. We fietsen dagenlang door uitgestrekte berglandschappen vol rijstvelden. Hoewel we door de mist niet alles in volle glorie kunnen zien, genieten we volop van de mooie natuur.
Na zes dagen wennen aan de Vietnamese rijstijl volgt de ultieme test: we gaan de binnenstad van Hanoi in fietsen. De chaotische hoofdstad die bekendstaat om de vele kruispunten waar het krioelt van de toeterende motorbikes. En waar een straat oversteken bijna onmogelijk lijkt.
Zo ziet die gekte er ongeveer uit: een goed idee om hiertussen te fietsen?
Al dagen ben ik zenuwachtig voor deze dag. Is het wel verantwoord om in die zee van scooters te fietsen? Wat zal mijn moeder hiervan denken?
Anton, die iets minder angstig is dan ik, rijdt voorop en loodst mij door de drukte. Niet te veel nadenken en gewoon proberen om mee te rijden met het verkeer, dat proberen we. Na anderhalf uur volle focus komen we zonder kleerscheuren aan bij ons hotel. Een wonder! Nog vol adrenaline van deze intense ervaring checken we in. Een ding is zeker: elke andere stad zal nu een oase van rust zijn om binnen te fietsen.
In Hanoi vier ik mijn 32ste verjaardag met taart van het hotel, een massage en veel lekkere koffie en street food. Waar we onderweg naar Hanoi regelmatig moeite hadden om iets te vinden waar geen vliegen omheen zwermden of kippentenen uit staken, is het eten in de hoofdstad fantastisch.
Het meest geniet ik van de toetjes; zijdezachte tofupudding in gembersiroop, gekke jiggly blokjes met fruit, schaafijs met mango, kleverige balletjes gevuld met zwarte sesam: allemaal even lekker en bijzonder.
Een ander hoogtepunt in Vietnam is de koffie. Traditionele Vietnamese koffie is heel sterk en wordt gedronken met mierzoete gecondenseerde melk. We drinken hem meestal met ijs en na zo’n sterk bakkie kunnen we de drukte op straat weer een paar uur aan.
Na drie dagen in Hanoi fietsen we verder naar het zuiden, langs de indrukwekkende rotsformaties rond Ninh Binh.
Terwijl we via een lange, onverharde klim de grens naderen, evalueren we onze tijd in Vietnam. De conclusie: het was erg intens, druk en heftig, maar we hadden het zeker niet willen missen.
Ik kijk er wel erg naar uit om weer een beetje anoniem te kunnen reizen, in plaats van de hele dag te worden nageroepen, uitgelachen en aangestaard. Nergens voelde ik me deze reis zo overduidelijk vreemd en anders dan in Vietnam.
Aan de andere kant leverde dat ook vaak grappige situaties op. Meerdere keren moesten we in een restaurant shotjes drinken en selfies maken met dronken mannen die geen woord Engels spraken. Rustig koffie drinken zat er ook niet altijd in, omdat er een giechelende groep vrouwen in de rij stond om met de – in hun ogen – buitenaards lange Anton op de foto te gaan.
Eenmaal bij de grenspost vind ik het allemaal niet zo grappig meer. Als we daar aankomen, worden we door drie niksende mannen eerst uitgebreid bekeken, waarna ze ons lachend terugsturen naar een ander hokje om een stempel te halen. Daar worden we opnieuw uitgecheckt door drie andere niksende mannen. Ze zeggen dingen in het Vietnamees en lachen hard. We lachen maar gewoon terug.
De mannen sturen ons weer door naar een ander gebouw om een stempel te halen. Worden we nou expres van het kastje naar de muur gestuurd? Er is verder geen andere reiziger te bekennen.
Eenmaal binnen vinden we in het vergane gebouw een hokje met een mannetje erin. ‘Stamp? 50.000 Dong please’, zegt hij zonder blikken of blozen. We kijken elkaar aan. Moeten we hier nou echt een steekpenning betalen voor een stempeltje? Er is verder niemand en we willen snel die grens over, dus we besluiten om maar snel te betalen. Twee keer 50.000 dong is vier euro dus het valt mee, maar toch. We krijgen na betaling gelukkig wel onze stempels en moeten weer terug naar het eerste hokje.
Daar begint een andere man weer vervelend te doen. Hij pakt onze paspoorten en bladert er heel langzaam doorheen. ‘How much money?’, vraagt hij in gebrekkig Engels. We doen net alsof we hem niet begrijpen. ‘Harmony?’, zei ik nog. Vooral Antons bloed kookt inmiddels door het nare machtsspelletje dat ze met ons spelen. Maar we blijven allebei heel rustig naar iedereen lachen. Later zijn we hier best trots op, want het was echt zo’n nare ervaring.
Na een eeuwigheid geeft de man onze paspoorten terug en roept hij heel kinderachtig: okeee goooo. We weten niet hoe snel we weg moeten fietsen.
De eerste kilometers terug in Laos zijn verrukkelijk. Wat een verademing. De zon schijnt, de weg is goed, het is rustig en niemand toetert naar ons!
In het eerste grote dorp, Lak Sao, vinden we snel een prima hotel. Onze volgende taak is geld pinnen. We hebben nog een paar briefjes van de vorige keer dat we in Laos waren maar nadat we het hotel hebben betaald, is daar nog maar 52.000 kip (2,80 euro) van over. Gelukkig zitten er twee ATM’s naast het hotel.
Even later blijkt dat dat geen garantie voor succes is in Laos, want de pinautomaten doen het niet. Bij beide automaten lukt het niet om geld te pinnen met onze vier verschillende passen. We lopen alle automaten in het dorp af, een stuk of vijf, maar nergens kunnen we pinnen. Shit! Van die 52.000 kip kunnen we net avondeten en misschien een klein ontbijtje kopen, maar dan zouden we daarna echt zonder geld zitten. De volgende grote stad met pinautomaten is nog 150 kilometer fietsen.
We hebben nog wel Vietnamees geld over, maar daar kunnen we niet mee betalen en alle banken zijn dicht omdat het weekend is. Langzaam begin ik een beetje wanhopig te worden. Wat nu?
We lopen toevallig langs een restaurant waar we twee glimmende toerfietsen van een Nederlands merk zien staan. Misschien zijn het Nederlanders en kunnen ze ons helpen? Als ze naar Vietnam gaan willen ze misschien wisselen, denken we. Het blijkt inderdaad een Nederlands stel te zijn, net als wij zijn ze op fietsvakantie. Ik leg ons probleem uit. Ze gaan niet naar Vietnam, dus wisselen heeft geen zin. Als Anton voorzichtig vraagt of we dan misschien iets van ze kunnen lenen (en het dan meteen overmaken), reageren ze niet zoals gehoopt. In plaats van ons te willen helpen, beginnen ze zich af te vragen of ze zelf dan wel genoeg geld zouden hebben. Ze hadden net 2,5 miljoen kip gepind, dus het leek mij wel, maar het is wel duidelijk: ze willen ons niet helpen.
Hevig teleurgesteld wensen we ze een fijne avond. Dan gaan we maar op zoek naar het goedkoopste eten wat we kunnen vinden. Inmiddels is het al 7 uur en we hebben nog nauwelijks iets gegeten, maar wel 6 uur gefietst. We hebben dus enorme trek.
We kiezen een soepje van 15.000 en gebakken rijst voor 13.000 kip. Dan hebben we nog 24.000 kip (1,20 euro) over voor ontbijt en lunch en misschien ook avondeten, als we geen pinautomaat vinden. Erg lekker slaap ik die nacht niet.
Terwijl ik mijn gemiste slaap de volgende ochtend tevergeefs probeer in te halen, is Anton al uit bed. Hij gaat proberen om ons Vietnamese geld te wisselen. Dankzij een tip van de receptionist vindt hij een vaag wisselkantoortje waar hij omgerekend nog zo’n 15 euro krijgt voor onze dongs. Halleluja! Als we zuinig zijn kunnen we het hier wel mee redden tot de volgende pinautomaat.
En ja hoor, na twee dagen zonder koffie en alleen het hoognodige eten vinden we er een die het doet. Extreem opgelucht nemen we meteen zo veel mogelijk geld op: 2,5 miljoen kip, oftewel 133 euro. We vieren het met chocomel en ijsthee bij een winkeltje langs de weg.
In een museum lezen we later dat bijna een kwart van de bevolking in Laos nog onder de armoedegrens leeft. Net als in Vietnam is corruptie ook hier alom aanwezig. Ik voel me wederom bevoorrecht en neem me voor om elke Laotiaan met een nog grotere glimlach te begroeten.
hongerklop.cc . Alle rechten voorbehouden.